Op vrijdagavond 30 november werd het orgel in de kerk van de Vrije Zendingsgemeente van Ossenzijl weer in gebruik genomen. Het achttiende-eeuwse instrument werd gerestaureerd door Orgelmakerij Reil te Heerde.
Het orgel heeft een bewogen verleden, dat bekend was sinds het beschreven werd in Het orgel van april 1993 door Dr. Ton van Eck en Victor Timmer. De auteurs noemden 1775 als bouwjaar, Johannes Stephanus Strumphler als orgelbouwer en de R.K. statie te Purmerend als eerste locatie. De eerste verhuizing van het orgel vindt plaats in 1799: het instrument komt dan in Sloterdijk terecht omdat Strumphler in Purmerend een groter orgel bouwt. In Sloterdijk blijft het tot 1923 in gebruik. Als het moet wijken voor een nieuw orgel van Dekker, wordt het verkocht naar de Christelijke Gereformeerde Gemeente van Rozenburg. In 1948 vindt tenslotte verkoop naar Ossenzijl plaats. Wie verder zoekt naar vermelding van het orgel in de literatuur komt terecht bij het boekje ‘Van klompenkerk tot industriegemeente’ van G.L. Born en W.C. Moerdijk en leest daar dat het orgel in Rozenburg voor circa 1.200 gulden werd aangeschaft en geplaatst, en dat het voor 500 gulden aan Ossenzijl werd verkocht. In de Encyclopedie ‘Het historische orgel in Nederland’ deel III (1999) merkt Dr. Arjen Looijenga op: ‘(het) jaartal is met de stijl van deze orgelkas (…) volstrekt in strijd. Veel meer komt een datering tussen 1750 en 1760 in aanmerking. Zou het front soms iets te maken hebben met het jaar 1748, toen een in 1744 verworven huisorgel in de tweede Rooms-Katholieke schuilkerk van Purmerend ‘tot kerkorgel werd verzwaard’?’
Pijpwerkonderzoek Alle verhuizingen hadden het orgel niet ongemoeid gelaten en in Sloterdijk, in Rozenburg en in Ossenzijl is aan het orgel gewerkt; door Steenkuijl en Recourt in 1913, Dekker in de jaren 20 en Harkema in 1973. Onderzoek van het orgel (globaal door orgeladviseur Theo Jellema vóór en minutieus door Reil tijdens de restauratie) bracht het instrument volledig in kaart. Uit de Strumphler-dispositie waren in de loop der tijd de Mixtuur en de Cornet verdwenen; de eerste had een lege plaats achtergelaten, de tweede was vervangen door een Viola 8’ vanaf c (geperste labia, klein octaaf zink). De Prestant 8’ was beroofd van zijn dubbele discant. De eens verdwenen Quint 3’ was later teruggekeerd, zij het als discantregister met fabriekspijpwerk, de Fluit 4’ miste zijn groot octaaf. Technisch was de Strumphler-aanleg behouden gebleven, maar talloze reparaties waren uitgevoerd met materiaal van afwijkende factuur. Het binnen de Orgelmakerij Reil uitgevoerde pijpwerkonderzoek leidde met betrekking tot het historische pijpwerk tot de volgende gegevens:
Prestant 8’ A-h1 in front, front in één keer geconcipieerd, maar wel met gebruikmaking van verschillend materiaal; daarom oorspronkelijk gefolied (folie later verwijderd). Pijpwerk later verlengd ten behoeve van het aanbrengen van stemkrullen. Binnenpijpen af c2, lood, ouder dan Strumphler. Holpijp 8’ Groot octaaf eiken; overige pijpwerk metaal, deels lood en ouder dan Strumphler. Octaaf 4’ Strumphler en ouder. Fluit 4’ Strumphler en ouder, deels flespijpen. Octaaf 2’ Oud pijpwerk, deels hoogstwaarschijnlijk Duyschot, gedeeltelijk afkomstig uit een vulstem.
De restauratie van 2011/2012De restauratie van het orgel, uitgevoerd tussen eind november 2011 en eind november 2012, heeft de volgende werkzaamheden behelsd: • Herstel van de kas. Bijmaken van ontbrekende ornamentiek. • Restauratie van de windlade en de kanalisering. • Mechanisch is het orgel geheel gerestaureerd. Vóór de restauratie was in het orgel een eindeloos gevarieerde veelheid van materiaal te zien op het gebied van walsen, schroeven, armpjes en dokjes. Alles wat ‘uit de toon viel’ is vervangen en in Strumphler-factuur bijgemaakt. • Na discussie is bewust is gekozen het bestaande klavier met toetsen (en toetsbeleg) en bakstukken uit later tijd te handhaven. Daarmee is vermeden dat het orgel teveel van zijn latere geschiedenis zou worden beroofd. • Maken van een nieuwe opliggende Tremulant. • Pijpwerk: bestaande dispositie gehandhaafd. Alle pijpen zorgvuldig gerepareerd. Latere steminrichtingen/expressions gehandhaafd. De in de loop der tijd ontstane onlogische volgorde van de registers op de lade (Prestant 8’, Holpijp 8’, Octaaf 4’, Fluit 4’, Viola 8’, Octaaf 2’, Quint 3’) is herzien en luidt nu: Prestant 8’, Viola 8’ disc., Holpijp 8’, Octaaf 4’, Fluit 4’, Quint 3’, Octaaf 2’. De Quint 3’ is grotendeels nieuw gemaakt. Van de Fluit 4’ is het groot octaaf bijgemaakt. Van de Viola 8’ is het zinken klein octaaf verwijderd. Alle nieuw bijgemaakte pijpen in juiste factuur en mensuur.
Met grote zorg is de intonatie van het orgel nagelopen. Respect voor de klank die is overgeleverd stond daarbij voorop. Slechts incidenteel, daar waar het resultaat in het geheel niet overtuigde en waar te zien was dat dit veroorzaakt was door latere wijzigingen, is ingegrepen. De Viola 8’ uit later tijd is geherintoneerd, waarbij een optimale inpassing in het klankbeeld van de andere registers vooropstond.
Naar de oudere kleuren van de kas is onderzoek verricht door Jilt Heidstra te Leeuwarden. Hij stelde vast dat de kas oorspronkelijk imitatie-mahonie geschilderd is geweest. Tussen deze oorspronkelijke kleur en het in Ossenzijl aangetroffen wit was nog een andere houtimitatie aanwezig. Heidstra bracht ook de oude registeropschriften aan het licht, op fraai gebogen banderolles geschilderd. In het kader van de restauratie is het schilder- en verguldwerk uitgevoerd door Marinus van der Wal te Ossenzijl. Als uitgangspunt is de aangetroffen situatie gekozen; de kas is dus wit; snijwerk is verguld en ook een aantal geprofileerde kasdelen is verguld. Omdat het ook hier waardevol werd geacht dat het orgel ‘zijn historie kan vertellen’, is iets zichtbaar gebleven van de oudere kleuren van de kas en van een oud registeropschrift. De frontpijpen zijn gefolied. De labia van de frontpijpen zijn verguld. Onderzoek door Jilt Heidstra en Marinus van der Wal bracht aan het licht dat de gebogen lijstjes tussen de pijpvelden in de loop der tijd verschillende kleuren hadden gehad. Toen de werkzaamheden aan het orgel al vrij ver gevorderd waren, vond Van der Wal ‘Anno’ op het linker en ‘1748’ op het rechter lijstje. De suggestie die Looijenga deed in zijn beschrijving van het orgelfront in de Orgelencyclopedie kreeg daarmee een stevige basis, en een vraagteken bij de historie van het instrument kon worden vervangen door een uitroepteken. [THEO JELLEMA]
Dispositie
Manuaal C-d3
Prestant 8
Holpijp 8
Viola 8 disc.
Octaaf 4
Fluit 4
Quint 3
Octaaf 2
Pedaal C-d
Aangehangen
Stemming: naar Neidhardt
Toonhoogte: 441 Hz.
Winddruk: 68mm